De welvaart in de Nederlandse gewesten hield het grootste deel van de 18de eeuw aan. De maatschappelijke organisatie verzandde echter in een cultuur van regenten die onderling de dienst uitmaakten. In wetenschappelijke kringen ontstond een grote opleving en behoefte aan empirisch onderzoek en praktische toepassing en wordt daarom ook wel de periode van de Verlichting genoemd. Hiertoe werden geleerde genootschappen opgericht, die instrumenten ontwikkelden en demonstreerden, o.m. door de uurwerkmakers Steven Hoogendijk (Rotterdam) en Willem Writs (Amsterdam). In Franeker construeerde Eise Eisinga zijn beroemde planetarium dat daar nog steeds te bewonderen is. Door particulieren opgerichte weeshuizen, zoals de Fundatie van Renswoude te Utrecht gaven hun pupillen beroepsopleidingen. Zo ontving de Utrechtse horlogemaker Jan van den Brink hier zijn scholing. De Fransman Diderot stelde de toonaangevende Encyclopedie samen, waarin een hoofdstuk is gewijd aan Horologie. Hierin staat o.m. de radersnijmachine van Henry Sully beschreven, die hij in Leiden ontwikkelde.

Politiek

Prins Willem V (1748-1806) was de laatste stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Aan de Hogeschool Franeker schonk hij in 1789 een planetarium door Thomas Wright en Benjamin Cole (Museum ’t Coopmanshus, Franeker). Ook stelde hij zijn schilderijen-verzameling als ‘Konstgalerij’ op het Buitenhof voor publiek open. In 1795 moest Willem V onder druk van de patriotten het veld ruimen. In 1806 stelde Napoleon Bonaparte zijn broer Lodewijk Napoleon aan als Koning van Holland en schafte onder meer de gilden af.

Willem V schonk een planetarium aan de Hogeschool van Franeker.

Architectuur

De vormgeving ontwikkelde zich tijdens de ‘Pruikentijd’van barok via rococo tot classicisme. De rococo-stijl ontstond in het Frankrijk van Lodewijk XV. Het maakt gebruikt van het schelpmotief (=rocaille) en a-symmetrische C-krullen, zoals bij console- en cartelklokken. Het classicisme ten tijde van de laatste franse koning Lodewijk XVI bezint zich opnieuw op de strenge vormentaal en mythologische thematiek van de klassieke oudheid. Dit n.a.v. de ontdekking van de Romeinse stad Pompeii bij Napels. De klassieke invloeden vallen af te lezen aan Amsterdamse staande horloges en kolompendules uit het eind van de 18de eeuw. Het gebouw van Felix Meritis te Amsterdam is een goed voorbeeld van classicisme.

Felix Meritis is een goed voorbeeld van een classicistische gevel.

Cultuur

De Rotterdamse horloge- en instrumentmaker Steven Hoogendijk (1698-1788) richtte in 1769 het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte op. Dit was een goed voorbeeld van de wetenschappelijke cultuur die bekend staat als de Verlichting. Van Hoogendijk bestond een portret door Dijonijs van Dijmegen. Klokken van Hoogendijk zijn o.m. te vinden in Museum Zaanse Tijd te Zaandam en Historisch Museum Rotterdam.

De Amsterdamse horlogemaker Willem Writs (1732-1786) volgde in 1772 met de oprichting van de Maatschappij der Verdiensten Felix Meritis. Een portret van Writs door Wijbrand Hendricks wordt bewaard in het Gemeente Archief Amsterdam. Een horloge van hem is bekend in de collectie van de Guildhall te Londen.

Horlogemaker Willem Writs richtte in Amsterdam Felix Meritis op.

Kunst

In meerdere huiselijke taferelen door Cornelis Troost zijn uurwerken afgebeeld zoals stoelklokken, pendules en een staand horloge. Vaak beelden ze een scène uit een blijspel uit. De pastel ‘Jan Claasz of de gewaande dienstmaagd’ (1738) toont een doopsgezind interieur met een Hollandse stoelklok.

Een doopsgezind interieur door Cornelis Troost toont een Hollandse stoelklok  [Mauritshuis, Den Haag]

Uitgelicht

De staande klok ontwikkelde zich in de 18de eeuw tot het Amsterdams staand horloge. Dit statussymbool is dikwijls uitgerust met figuurmechanieken en speelwerk. Bijzondere aandacht verdienen exemplaren met astronomische aanduidingen, zoals die van Gerrit Knip en Dames Starre. Ook werden er in Amsterdam wandklokken vervaardigd van het type kapklok (‘hoodclock’) en het zgn. ‘Amsterdammertje’.

Tafelklokken werden uitgerust met een veertrommel en snek. In Nederland waren tafelklokken met speelwerk gewild. Tafelklokken op een wandconsole worden consoleklokken genoemd. Gaande de 19de eeuw werden de Hollandse tafelklokken verdrongen door Franse pendules.

In Amsterdam en Rotterdam ontstond bovendien een belangrijke industrie van zakhorloges. Museum Zaanse Tijd toont een representatieve selectie van zakhorloges van Nederlandse makers, zoals Hasius, J.P. Kroese, Otto van Meurs, Nicolaas Weyland, William Gib, Steven Hoogendijk en Cornelis Uyterweer.

Naast de Hollandse stoelklok ontstonden er met name in Friesland tot de Achterhoek en Twente streekgebonden types stoelklokken. Daarbij spande Friesland de kroon met makers als Bauke Haanstra. De miniatuurversie van de Friese stoelklok staat bekend als ‘stoelschippertje’. In de Achterhoek kende de familie Ruempol grote vermaardheid. In de Achterhoek was de familie Ruempol grote vermaardheid.

Naast de stoelklok ontstonden er in de 18de eeuw ook streekgebonden wandklokken met een langere slinger, de zogeheten ‘staartklokken’. De vroegste Friese exemplaren worden aangeduid als kortstaart, de kleinste maat ‘stoelschippertje’ en de tussenmaat ‘notarisklokje’ of ‘kantoortje’. Ook in Brabant werden staartklokken vervaardigd

Eise Eisinga (1744-1828) bouwde in Franeker tussen 1774 en 1781 zijn unieke planetarium: een werkend schaalmodel van ons zonnestelsel, dat internationaal grote belangstelling trok en nog altijd te bezichtigen is.